Rippen Piano’s

Johan Jacob Rippen (Den Haag, 1 oktober 1909 – Ede, 5 mei 1994) leerde het vak in de Haagse werkplaats van zijn vader. In 1937 ontwierp hij zijn eigenzinnige Maestro, een recht-snarige ‘staande vleugel’. Het succes was groot en al spoedig bouwde hij ook conventionele piano’s. Bekende Rippen pianomodellen waren: de Mignon (elegante vormgeving), de Carillon (veel verkocht) en de Studio (bedoeld als voordelige lespiano). Later produceerde Rippen ook de modellen Belcanto, Concerto, Cantabile, Romance en de massief eiken Largo.


Het topmodel is echter de elegante Rippen aluminium vleugel, ook wel
genoemd de Alugrand of Alurip, die zich kenmerkt door een uniek en tijdloos design. Er zijn er circa 400 gebouwd in de periode 1950 – 1972 en ze zijn daarom zeldzaam. De vleugel heeft een lengte van 185 cm en weegt 210 kg.
Ook technisch gezien is dit instrument innovatief. Normaal gesproken is het frame bij een vleugel namelijk van gietijzer en de kast van hout. Bij deze vleugel is de buitenkant en het frame samen gevormd uit één gegoten stuk aluminium.


In 1957 verhuisde het bedrijf naar de hypermoderne fabriek aan de
Reehorsterweg in Ede.
Anders dan bij de traditioneel ambachtelijke pianobouw, werden de
instrumenten bij Rippen in serie gebouwd. In plaats van zware rastbalken, werd een lichtmetalen zelfdragend frame toegepast. Vernieuwend was ook de Permatone zangbodem die opgebouwd werd uit drie lagen sparrenhout, waardoor scheurvorming vrijwel onmogelijk was. Het kastwerk werd niet meergepolitoerd, maar afgewerkt met moderne sterke lakken. Oude reclamefolders vermeldden triomfantelijk: “U kunt er gerust een cigaret op uitdrukken!”


De vraag naar betaalbare Rippen piano’s was in deze jaren enorm groot. De export groeide gestaag en er waren topjaren waarin 160 man personeel een productie van 5.000 instrumenten verzorgden. De fabriek draaide op volle toeren en met eigen vrachtwagens werden de instrumenten in heel Europa (vooral in Frankrijk, Zweden en Duitsland) afgeleverd.
Rippen piano’s hadden, met name in het buitenland, een goede naam vanwege de degelijke bouw en de transparante, heldere klank.


In 1962 werkte Rippen aan de bouw van een tweede fabriek nabij het Ierse vliegveld Shannon. De pionierende Rippen verkreeg in het straatarme Ierland waar de werkloosheid hoog was belastingvrijstelling. Door deze “tussenstop op de oceaan weilde hij de Amerikaanse makrkt met zijn instrumenten veroveren.
Later werden in de Ierse vestiging grote aantallen Lindner piano’s gebouwd.
Deze piano’s bestonden uit kunststof onderdelen en waren makkelijker en preciezer af te regelen dan traditionele piano’s. Hoewel hun tijd ver vooruit was het plastic van die jaren nog niet zo betrouwbaar. Onder invloed van licht werd het craquelé. Dat gaf storingen in het mechaniek en loslatende toetsen.
Hierdoor kreeg de naam Rippen bij veel technici een slechte naam waardoor de fabriek in Ierland in 1969 moest sluiten.


In 1969 werd het fabriekscomplex aan de Reehorsterweg gunstig verkocht en vervolgens verplaatst naar de Frankeneng in Ede. De voorspoed van het bedrijf neemt daarna door meerdere oorzaken echter af.
Tijdens de verplaatsing naar de Frankeneng brandde de oude fabriek aan de Reehorsterweg (Ede) af, waardoor veel machines, mallen en voorraden verloren gingen. Ook waren er in Ierland problemen met de productie van het kunststof mechaniek. De grootste negatieve factor was echter de groeiende import van goedkoop geproduceerde piano’s uit Japan en Korea en de opkomst van elektronische instrumenten. In 1972 werd de productie van de elegante Rippen aluminium vleugel gestaakt en het bedrijf moest door de stagnerende afzet flink inkrimpen.

Er volgde een moeilijke periode en tot 1975 verkeerde het bedrijf zelfs in surséance van betaling.
Johan Rippen gaat in 1976 met pensioen en in 1978 lijkt het tij gunstig te keren, maar dan volgt de recessie van 1981. De hierdoor oplopende voorraden, gecombineerd met de grootschalige import van goedkope Aziatische piano’s, leidden in 1985 tot het onvermijdelijke faillissement.
Onder leiding van Johan’s zoon, Pieter Rippen, maakt de fabriek nog een doorstart en in 1987 wordt het vijftig jarig bestaan gevierd. De Rippen pianofabriek had op dat moment (vanaf 1937) circa 200.000 instrumenten gebouwd. Aanvankelijk kroop het bedrijf weer uit het dal en waren de vooruitzichten redelijk gunstig. Het uitbreken van de Golfoorlog in 1991 gaf echter de genadeklap.


In 1992 werd de Rippen fabriek in Ede voorgoed gesloten en daarmee viel het doek voor de Nederlandse pianobouw. Rippen heeft in totaal 217.600 instrumenten gemaakt.
De merknaam Rippen is door de firma Bol gekocht die onder deze naam elders gebouwde goedkope piano’s op de markt brengt.

Tot slot, De vooruitstrevende ontwerper en entrepreneur Johan Rippen die model staat voor het wederopbouw denken in het naoorlogse Nederland was in het dagelijkse leven een aartsconservatieve man met aristocratische trekjes. Voor hem was de NCRV al te vrijzinnig en hij was een van de mede-oprichters van de EO.

Alurip of Alugrand
De elegante Rippen aluminium vleugel kenmerkt zich door een uniek en
tijdloos design. De vleugel heeft een lengte van 185 centimeter en weegt 210 kg. Ook technisch gezien is dit instrument innovatief. Normaal gesproken is het frame bij een vleugel van gietijzer en de kast van hout. Bij deze vleugel is de buitenkant en het frame samen gevormd uit één gegoten stuk aluminium. De zangbodem is van drielaags Vurenhout, wat scheuring vrijwel onmogelijk maakt.  Vanaf 1950 zijn er circa 400 exemplaren gebouwd waarna de productie in 1972 wegens de hoge kosten werd gestaakt. Ze zijn daarom zeldzaam. De meeste hebben hun weg via veilingen naar buitenlandse verzamelaars gevonden. De vleugel werd vanwege de rijke toon en speelaard  hoog gewaardeerd door beroemde musici in die tijd.


Opklapvleugel
In 1961 startte Rippen onder de naam Lindner een nieuwe hypermoderne
productielijn op de luchthaven Shannon in Ierland. Men maakte handig gebruik van de belastingvrijstelling die het straatarme Ierland bood. Bovendien kon men zo de Amerikaanse markt van goedkope piano’s, betaalbaar voor arbeidersgezinnen, voorzien. Transatlantische vluchten konden in die jaren nog niet zonder een tussenstop. Men bouwde er onder andere deze curieuze opklapbare vleugel. Hier zijn er niet meer dan 70 van gebouwd. Deze vleugel is uiterst zeldzaam.


Maestro 1
Een jongensdroom van de ontwerper Johan Rippen (1909 – 1994). Hij voltooide zijn eerste “harpvleugel” in 1937 in de Haagse werkplaats van zijn vader. Een rechtsnarige piano die er uitziet als een verticale vleugel. Waarvan de kast het natuurlijk verloop van de snaren volgt en er daardoor als een harp uitziet. In 1938 bedroeg de prijs 975 gulden, wat in die jaren een fors bedrag was. Bij verschijning op de Leipziger Messe was dit instrument het gesprek van de dag. Deze instrumenten kom je, ondanks hun ouderdom, nog vaak tegen. Er zijn er enkele duizenden van gebouwd.


Maestro 2
Dit model is zeldzamer dan de Maestro 1 omdat er in de jaren zestig slechts
1200 van zijn gebouwd. Ook dit instrument is rechtsnarig. Bijzonder stijlvol is de naar links vallende lijn aan de baszijde. De toon is robuust en helder. 

Sheherezade

Nog eleganter is deze kruissnarige Rippen Sherezade welke een kleine
uitvoering is van de Maestro 2. Bijzonder zijn de ingebouwde pedalen. Van
deze instrumenten zijn er slechts 900 gebouwd aan het einde van de jaren
zestig.

Scroll naar boven